Kennis /
Jeugd 2.0 op Cinekid 2007: Wie zorgt er voor kwaliteit in het digitale domein?
— In de Jeugd 2.0 paneldiscussie, georganiseerd door Virtueel Platform en het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties tijdens Cinekid 2007, stond een belangrijk vraagstuk centraal: wie zorgt er voor kwaliteit in het digitale domein?
Diversiteit in aanbod voor de jeugd en ze de gereedschappen geven om te ontdekken, bleken belangrijke factoren om kinderen mediawijsheid op te laten doen. In de paneldiscussie kwamen producenten van digitale media en beleidsmakers aan het woord om hun visie te geven en te discussiëren over de mediawijsheid van de zogeheten 'earliest adaptors' van nieuwe media: de jeugd, versie 2.0.
'He, er zit een knop op de TV' is de relevante tekst van Doe Maar die Hans Maarten van den Brink, directeur van STIFO, aanhaalt in zijn introductie van de Jeugd 2.0 paneldiscussie op Cinekid 2007. Maar volgens Van den Brink is deze tekst niet meer afdoende, de knop of de TV is niet meer zo vanzelfsprekend en als ouder 'hoop je dat je kinderen ermee om kunnen gaan'. De aanbeveling van de Raad voor Cultuur geeft dan ook aan dat kinderen mediawijsheid op zouden moeten doen. 'Maar', vervolgt Van den Brink, 'het probleem zit soms ook bij de opvoeder, dus bij mijzelf als vader. Het bevorderen van bijvoorbeeld het kijken naar een prachtige documentaire doe ik vaak, maar waarom doe ik dat meestal alleen via de traditionele domeinen zoals de omroepen. We geven daar extra geld aan uit, terwijl zij “daar” in de digitale wereld zijn. Educatie is ook niet het probleem, daar wordt veel aandacht besteedt aan digitale media, het is wat ze erna doen. Dat is vaak niet “daar” bij de omroep, maar “daar” bij de computer'. En op een luchtige, maar toch kritische toon vertelt Van den Brink over zijn eigen gevoel: 'Nog erger, ze gebruiken voor hun Playstation mijn TV!'
Een terechte vraag die Van den Brink zichzelf vervolgens stelt, is of hij als ouder dan niet gewoonweg strenger moet zijn? En of het probleem dus niet alleen bij een enkele ouder actueel is? Cijfers van Virtueel Platform wijzen uit dat dit niet zo is. In de jongste leeftijdscategorie is het 'productbezit' -dus ook via ouders- van media al zeer hoog: in 2006 had 80% van alle huishoudens toegang tot internet en 99% van alle gezinnen met tieners beschikt over minimaal een computer. Verder beschikt 55% van de jongeren over een PC op de eigen kamer en 58% beschikt over een spelcomputer. (bron: SCP) En die spelcomputers worden inderdaad gebruikt op de televisie van de ouders. De leeftijdscategorie van 6 tot 11 wordt gezien als de zogeheten 'earliest adaptors' van de nieuwe media, daartegenover passen ouderen zich langzaam aan. Jonge kinderen beginnen meteen met de nieuwe technologie en sinds 2005 internetten kinderen tussen 12 en 19 meer dan dat ze TV kijken. Hier vormt zich een 'digitale leeftijdskloof,' concludeert Van den Brink naar aanleiding van de cijfers van Virtueel Platform. Verder is ook de convergentie van media bij jeugd te zien; in de top 6 van internetactiviteiten bij kinderen staan zowel chatten (MSN), het spelen games als het luisteren van muziek.
Van den Brink: 'Wij vinden dat er iets zou moeten gebeuren, namelijk meer investeren in publieke en kunstzinnige kwaliteit in het digitale domein. Waarom zouden we wel musea in de echte, maar niet in het digitale domein hebben? Wij vinden dat er iets zou moeten gebeuren en wel bij de 'earliest adaptors', daar is namelijk invloed mogelijk en daar is het huidige gebruik het hoogst. Maar wie zorgt daarvoor? Er is een bloeiende creatieve industrie en ons idee is: je kunt samenwerken, je kunt gebruik maken van expertise en meedenken in Research & Development. Het stimuleringsfonds, STIFO, doet dit al, maar alleen via de publieke omroep. Wij denken dat het zinnig is om meer te doen, bijvoorbeeld in samenwerking met fondsen'.
Paneldiscussie: De makers aan het woord
Het hoofdonderdeel van de Jeugd 2.0 bijeenkomst op Cinekid is de paneldiscussie onder leiding van Ruben Maes. Het eerste panel bestaat uit mediamakers, het tweede panel uit de beleidsmakers.
De makers en hun specifieke projecten worden eerst uitgelicht, te beginnen met Bas van Berkesteijn van Woedend! en W!Games. Met zijn bedrijf doet hij, zoals hij het zelf zegt, vooral 'communicatiedingen met een hele zware digitale insteek, ook gericht op de jeugd'. Concrete projecten zijn een game voor Venz en ook werk voor Red Bull. Van Berkesteijn: 'De overheid staat niet vooraan qua vooruitstrevende dingen en de keuze tussen overheid of merk maakt me niet zoveel uit. Het is misschien wel goed dat ergens geen commerciële doelstellingen achter schuil gaan. Een spel moet alleen wel leuk zijn, omdat kinderen er mee moeten werken. Als je een achterliggende doelstelling hebt, moet je er wel rekening mee houden dat kinderen snel ergens doorheen prikken'.
Tweede panellid Bruno Felix van cross-media productiebedrijf SubMarine gaat daarin mee: 'Bas [van Berkesteijn] zegt dat je gameplay heel puur moet houden; dus de gameplay niet corrumperen, maar toch een verhaal vertellen'. In het verhaal van Felix komt duidelijk zijn passie voor film en documentaire naar voren en dat maakt de samenwerking tussen SubMarine en VPRO programma Tegenlicht ook interessant. Samen hebben zij de Energy game ontwikkeld. Maar Felix is ook bekend van de eerste documentaire gemaakt in virtuele wereld Second Life. Door middel van dit soort projecten wil Felix diversiteit mogelijk maken: 'In film heb je ook de keuze van documentaire tot Hollywoodfilm, waarom zou er geen documentairegame kunnen zijn?'
Marcel Pordon van Habbo Hotel ziet diversiteit in zijn eigen product op een andere manier terugkomen: 'Iedereen in Habbo Hotel bepaalt zijn eigen doel en voor veel gebruikers is dit in eerste instantie ongedefinieerd. Mensen maken hun eigen spel, denk bijvoorbeeld aan paaltjesvoetbal. Ondanks dat er in Habbo Hotel geen bal zit, verzinnen met het zelf. “Virtuele” vriendschappen in Habbo Hotel zijn daarnaast, volgens onze gebruikers, net zo belangrijk als echte vriendschappen'. De vraag die Maes hier tegenover stelt: 'Je kan gebruikers -kinderen- de bouwstenen aangeven, maar kan je ook bepalen wat ze ermee gaan doen?' Als voorbeeld noemt Pordon de “warme truiendag”, waarmee bewustzijn wordt gevraagd om de verwarming eens wat zachter te zetten, of een actie waarbij werd gevraagd aan de gebruikers om in witte kleding op Habbo Hotel te verschijnen in het teken van de dag van de vrede.
Flabber.nl is een voorbeeld vanuit een ander spectrum van internet. Bertrand Weegenaar vertelt veel specifieker over de doelgroepen van zijn websites. Zo is Flabber.nl gericht op mannenonderwerpen en de site Pinkbullets.nl gericht op 'in de eerste plaats ontspanning, maar ook interessante informatie over wat vrouwen bezighoudt'. Weegenaar zet ook een belangrijke kanttekening bij het 'gratis' zijn internet: 'Wij hebben met z'n allen internet gratis gemaakt en mijn kinderen denken dat alles op internet gratis is. Je moet daardoor je geldstroom ergens anders vandaan halen, je moet allianties aangaan met partijen die bereid zijn ervoor te betalen, zoals het voorbeeld van Venz genoemd door Bas van Berkesteijn. Wij proberen dit te verstoppen in een virale campagne die authentiek is, want kinderen prikken inderdaad overal doorheen. Denk maar niet dat je iets geheim kan houden,' zijn de waarschuwende woorden van Weegenaar.
De paneldiscussie die volgt borduurt voort op diversiteit. Bas van Berkesteijn noemt Google als een product dat de jeugd goed vindt: 'Doordat ze volledig zelf kunnen kiezen welke kant ze op gaan wordt een vrij podium gecreëerd. Je kan plekken creëren waar wij als volwassenen van willen dat ze die gebruiken, maar ik denk niet dat zoiets goed is'. Bruno Felix vraagt vervolgens aan Van Berkesteijn: 'Weinig risico nemen kan: een paardengame zoals gemaakt door van W! Games is vergelijkbaar met een veilige onderwerpkeuze in de Hollywoodindustrie. Stel dat je diverser had kunnen zijn?' Van Berkesteijn: 'Voor de paardengame keken we naar wat meisjes leuk vinden. We hebben geprobeerd om het spannender te maken en we zijn ook naar Den Haag geweest. Bij de overheid hadden we in juni een bijeenkomst waar we vervolgens in oktober een nota van kregen. Om eerlijk te zijn zie ik aan de merkenkant meer gebeuren'.
De discussie richt zich vervolgens op de vraag wat kwaliteit is, maar al snel wordt duidelijk dat het juist ook gaat om diversiteit in aanbod en daardoor het stimuleren van creativiteit bij de jeugd, zoals Marcel Pordon ook duidelijk maakt: 'Geweld is op Habbo Hotel uit den boze, belangrijk is juist zelfexpressie. Als het aanslaat en het ook echt leuk is, dan zal het opgepikt worden'. Bruno Felix ziet het minder rooskleurig en vindt dat we 'ons moeten schamen. We accepteren wel dat iedereen moet genieten van commerciële producten, Bas [van Berkesteijn] kan niet meer investeren in de game als deze niet verkoopt. We moeten eerlijk zijn: als wij vinden dat die diversiteit er wel is, dan moeten we het aandurven om risico's te nemen. Vraag maar aan de overheid en de Raad voor Cultuur, laat die er een oplossing voor bedenken'.
Maar de oplossingen zullen van een compleet andere aard moeten zijn dan de huidige methodes die gebruikt worden bij de traditionele media, zo zegt ook Van Berkesteijn: 'Het gaat om het faciliteren van mogelijkheden, het is niet langer een systeem van zender en ontvanger'. Een goed voorbeeld van kinderen zelf iets laten ontdekken is volgens hem Moovl.com, waarbij kinderen zelf uit kunnen zoeken hoe je nu eigenlijk loopt: 'Dit is een goed voorbeeld van vrijheid geven,' volgens Van Berkesteijn.
Bruno Felix ziet een ander doel voor ogen met SubMarine: 'We maken graag een interactieve documentaire, waarom zou er bijvoorbeeld geen IDFA voor games kunnen bestaan?' Waarmee Felix het belang van diversiteit nog eens benadrukt. Afrondend spreekt Ruben Maes met Hans Maarten van den Brink over de termen kwaliteit en diversiteit die regelmatig terugkwamen in de discussie: 'Als ik discussieer met mensen over kunstsubsidies wordt mij vaak gevraagd wat kwaliteit is. Mijn antwoord is dat kwaliteit de uitkomst is van ons gesprek over kwaliteit. In deze discussie is volgens mij geen principieel onderscheidt tussen de twee domeinen [van kwaliteit en diversiteit, red.]
Paneldiscussie: Beleidsmakers
De paneldiscussie van de beleidsmakers wordt gekleurd door de thema's kwaliteit en diversiteit. Marinka Copier, docente en gamesresearcher aan de HKU/Universiteit Utrecht, bijt het spits af en geeft als stelling aan: 'We moeten geen verhalen gaan vertellen aan kinderen, maar we moeten tools ontwerpen waarmee kinderen zelf aan de gang kunnen, dit is het ontwerpen van gedrag. Vervolgens vertellen ze zelf verhalen over wat ze hebben gedaan door de ontwerpen te onderzoeken, dat is een investering waard'.
Mirjam de Meijer van de Raad voor Cultuur gelooft niet dat kwaliteit en diversiteit vanzelf boven komt drijven in het 'commerciële gebeuren': 'De overheid moet daar wat aan doen en we geloven dat je ook iets zou kunnen doen aan het stimuleren hiervan in het digitale domein. We moeten daarvoor geen instituut hebben met een bel. Wat concreet mogelijk is, is een flexibele manier waarbij de fondsen een belangrijk middel kunnen zijn. Een pot waar je onder bepaalde voorwaarden gebruik van zou kunnen maken'.
Maar is de overheid wel genoeg op te hoogte om sowieso deze besluiten te kunnen nemen? Volgens Arda Gerkens van de SP duidelijk niet: 'De kamer weet niets over de cijfers en dat heeft te maken met de kloof die er is. Als ouder weet ik dat mijn oudste 'World of Soccer' speelt, maar de jongste is nu wel klaar met Zappelin. De vraag die opkomt is: hoe kan ik als ouder een alternatief geven aan mijn kind zonder dat ze op spelen.nl mensen dood gaan rijden? Hoe kan je er dus als overheid voor zorgen dat er een portal is waar je een ander soort materiaal kan vinden en hoe kan je dit op een goede manier promoten? De vraag die dan natuurlijk opkomt is: Wat moet er dan opstaan?'
Het huidige systeem is eigenlijk nog ingericht op de traditionele media. Dit wordt bevestigd als een medewerkster van de NPS uit de zaal het woord krijgt: 'Het probleem is financiering, ik ben het ermee eens dat we andere partijen op dit vakgebied ook moeten laten werken. Het is nog lang niet opgelost naar mijn mening'. Bruno Felix haakt hier op in door te zeggen dat 'het fijn zou zijn dat aan de Publieke Omroep duidelijk wordt gemaakt wat de mogelijkheden zijn. Er komt een heel nieuw "iets" bij en er moeten keuzes gemaakt worden, vanuit de politiek moet aangegeven worden welke keuzes gemaakt moeten worden. Nu kan bijvoorbeeld de NPS haar werk niet doen'. Volgens Nicolien van Vroonhoven van het CDA is voor de politiek de volgende vraag belangrijk: 'krijgen kinderen te zien wat we ze graag mee willen geven?'
In de afsluitende woorden van de tweede paneldiscussie wordt duidelijk dat het belangrijk is om niet in aparte hokjes te werken, zoals Nicolien van Vroonhoven voorstelt: 'Onderwijs, Cultuur en Media moeten we eigenlijk weer bij elkaar nemen'. Mirjam de Meijer doet daar zelfs nog een schepje bovenop: 'We zeggen nog breder: niet alleen verbinding met onderwijs, maar ook bijvoorbeeld met economische zaken. Maar denk ook aan de opkomst van digitale media in de zorg. Schotjes tussen departementen naar beneden halen is heel belangrijk'.
Hans Maarten van den Brink van STIFO onderstreept in zijn afsluitende woorden vervolgens nogmaals het belang van fondsen: 'De weg is niet om met groot geweld bestaande organisaties, met mensen die al hard werken, nieuwe opdrachten te geven. We moeten deze organisaties niet met rust laten, we moeten wel de verandering aangeven. Wij, organisaties als Virtueel Platform en STIFO, moeten er zijn voor mensen die uitvoeren en niet slechts denken aan beleid. Belangrijk hierbij is om fondsen te genereren waarmee experimenten mogelijk gemaakt worden'.
Bekijk hier de presentatieslides van Jeugd 2.0
Share
Gerelateerde thema's
Interessante ontwikkelingen die organisatiebreed worden behandeld.