Kennis /
Solderen aan de toekomst: In gesprek met vijf Nederlandse medialabs
— Met de publicatie Nederland Labland geeft Virtueel Platform een overzicht van medialabs in Nederland. Maar wat is een lab precies? Schrijver en blogger Jan Pieter Ekker in gesprek met vijf Nederlandse medialabs.
Een lab? Dat is een ruimte waar bebrilde mannen rondlopen in lange, witte jassen en tientallen reageerbuisjes staan te pruttelen. Maar een medialab? Wordt daar dan onderzoek gedaan naar media? De Dikke Van Dale biedt geen uitkomst; de term staat niet in de laatste druk en wordt – o ironie – ook online niet gevonden: “Geen resultaat voor ‘medialab’. Het woord is verkeerd gespeld of het staat niet in het gratis woordenboek.”
Voor de publicatie Nederland Labland heeft Virtueel Platform onderzoek gedaan naar medialabs anno 2012. Beoogd wordt een zo volledig mogelijk beeld te geven van medialabs in Nederland, in de wetenschap dat het landschap constant in ontwikkeling is door de opkomst van nieuwe medialab-initiatieven en elk initiatief weer op zijn eigen wijze bezig is met experiment en ondersteuning van digitale creativiteit.
Zoveel medialabs zoveel definities, blijkt ook tijdens een rondetafelgesprek met vertegenwoordigers van een vijftal Nederlandse medialabs. Al snel is sprake van een Babylonische spraakverwarring, met termen als educatielab en fablab, tijdelijk lab en virtueel lab, community, hackerspace en labaliker.
Over één ding zijn alle betrokkenen het echter roerend eens: het belang van het “geknutsel” in de verschillende soorten labs is groot. Het beïnvloedt de wetenschap en sectoren als zorg en onderwijs. Het beïnvloedt het leven van iedereen. Iedere dag opnieuw.
Op 18 mei organiseert Virtueel Platform tijdens DEAF 2012 de Lab Dag. Medialabs ontmoeten elkaar, kunnen informatie inwinnen over financiering en netwerken met bezoekers. Het middagprogramma is open. Meld je aan via virtueelplatform.nl/lab-day.
Het MIT MediaLab
Het allereerste medialab werd in 1985 geopend door de Grieks-Amerikaanse architect en computerwetenschapper Nicholas Negroponte; het MIT MediaLab was een multidisciplinair uitvinders- annex computerlaboratorium dat nog altijd deel uitmaakt van het Massachusetts Institute of Technology.
Technologie die ons leven kan veranderen, daar draaide (en draait) het om in het MIT MediaLab: een verzamelplaats voor briljante én nieuwsgierige studenten en wetenschappers. Projecten en onderzoeken variëren van uitermate speels en praktisch tot zo goed als onbegrijpelijke rocket science.
Het MIT MediaLab en zijn vele spin-offs staan aan de basis van uiteenlopende vindingen als de City Car (“dé witkar voor de megacities van de toekomst”, zie video) en de alarmklok Clocky, die wegrolt als hij afgaat, zodat je je bed wel uit moet komen om hem uit te zetten, tot E Ink (de technologie die e-readers zo perfect leesbaar maakt) en een virtuoos computerspel als Guitar Hero.
In Nederland duurde het nog jaren voordat de eerste medialabs zouden openen. In 1994 stond Marleen Stikker aan de basis van ‘De Digitale Stad’: de eerste gratis toegangspoort en virtuele gemeenschap op het internet en een plek waar vele Nederlanders, bedrijven, organisaties en uitgevers hun eerste schreden hebben gezet op de elektronische snelweg. Hetzelfde jaar opende Waag Society, een medialab dat creatieve technologische toepassingen ontwikkelt voor maatschappelijke innovatie, zijn deuren.
In het voorjaar van 1998 opende kunstorganisatie V2_ ook in Rotterdam een ‘laboratorium voor de nieuwe media’, een werkplaats waar kunstenaars, programmeurs en mensen uit het bedrijfsleven samenkwamen en ideeën uitwisselden. Een van de eerste in het oog springende projecten van het V2_ Lab was het (oorlogs)spel Happy Doomsday! van de Roemeense kunstenaar Calin Dan, een combinatie van onder meer een databank met historische en geografische gegevens en een fitnessapparaat.
Culturele component
In deze publicatie zijn meer dan vijftig instellingen opgenomen. Het oorspronkelijke idee van Negroponte vormt daarbij nog altijd een belangrijk aanknopingspunt, maar er zijn, zoals gezegd, inmiddels meer typen en soorten medialabs te onderscheiden en dus ook meer basiseigenschappen te noemen.
Wilma Jurg: “Het werk van kunstenaars is uitermate geschikt om vragen te stellen over de invloed van nieuwe media en technologie op de wereld en de mens."
Niet voor niets zinspeelde Tijmen Schep, programmamanager van Virtueel Platform, met het idee om voor de indeling van de labs in deze publicatie punten toe te kennen voor ‘medialab-achtige’ aspecten; voor basiseigenschappen zoals ‘samenwerking dwars door verschillende disciplines, sectoren en culturen’, ‘een artistieke component’ en ‘de bereidheid om te experimenteren en risico’s te nemen’. Hij zag er toch vanaf; hoewel labs veel gemeen hebben, kunnen ze op bepaalde vlakken ook lijnrecht tegenover elkaar staan.
Marleen Stikker, directeur en mede-oprichter van de Waag Society in Amsterdam, benadrukt de link met de wetenschap; zij ziet een medialab als een “gecontroleerde omgeving, waarin je praktijkgerichte proeven doet, en op basis van die proeven kennis genereert, waar je dan de rest van de wereld over informeert.”
- Digital Methods Initiative (foto: Anne Helmond / www.annehelmond.nl)
Dat doet het Digital Methods Initiative ook min of meer, waar Anne Helmond onderzoeker is. Het DMI gaat ervan uit dat het internet een afspiegeling is van de sociale complexiteit van de maatschappij, en dat het analyseren daarvan – wie linkt naar wie op zijn website, bijvoorbeeld – iets zegt over politieke verhoudingen of hoe de netwerken van mensen in elkaar zitten.
In de TETEM Kunstruimte in Enschede ligt, zoals de naam al impliceert, de nadruk op kunst, aldus directeur Wilja Jurg. TETEM verbindt kunst en maatschappij. Het is een ontmoetingsplek én een podium voor beeldende kunst waarin kunstprojecten gecreëerd, geanalyseerd en gepresenteerd worden.
- Rafael Rozendaal In and Out in TETEM (foto: TETEM Kunstruimte)
3D-printers, plasmasnijders en laser cutters
Het medialab SETUP in Utrecht organiseert alleen bijeenkomsten, slechts in een enkel geval wordt ter ondersteuning daarvan software ontwikkeld. De Revelation Space in Den Haag, in 2009 opgericht door Koen Martens, biedt ruimte en gereedschappen aan “nieuwsgierige en creatieve mensen”. De hackerspace heeft verschillende ruimtes waar geknutseld en gesoldeerd kan worden, of simpelweg met een laptop of computer software getest of verbeterd kan worden.
- Revelation Space Den Haag (foto: www.amirhmoin.com)
Daarnaast is Revelation Space een ontmoetingsplaats voor technische en creatieve mensen. Martens: “Veel zou je ook thuis kunnen doen, maar de toegevoegde waarde is nu juist om mensen met verschillende achtergronden bij elkaar te zetten. Iemand die van lassen houdt en iemand die veel van micro-elektronica weet. Dan kun je interessante dingen bereiken.”
Voor 25 euro per maand kun je lid worden van Revelation Space; daarvan wordt de huur, stroom en gas en licht betaald. Voor duurdere aanschaffen – een beetje fablab of hackerspace beschikt over 3D-printers, plasmasnijders en laser cutters – wordt andere financiering gezocht, wat vaak neerkomt op “een rondje” onder potentiële gebruikers. In een enkel geval is daar een terugverdienmodel aan gekoppeld, maar het uitgangspunt is dat alles vrij beschikbaar is. Martens: “Delen is de kern van de hackersethiek.”
Koen Martens: “Delen is de kern van de hackersethiek.”
Dat botst behoorlijk met het negatieve imago van hackers – handige nerds die inbreken in computersystemen, met name van de overheid, banken en multinationals –, weet ook Martens. Hij voert dan ook een constante strijd ter verbetering van dat imago; anderzijds blijft het van belang om uit te blijven dragen wat de duistere kanten zijn van de technologische ontwikkelingen. “Je zou hackers het technologisch geweten kunnen noemen van de samenleving die een blind, tikje misplaatst vertrouwen in de wetenschap heeft.”
“De normering van de samenleving is in handen gelegd van de verkeerde groepen”, meent Stikker. “Omdat de nadruk ligt op functionaliteit”, vult Helmond aan. “De overheid schakelt ICT-ers in als er een probleem is, als iets stuk is of niet langer voldoet”, meent Martens. “Ze bouwen aan ICT zoals ze een snelweg bouwen. Maar ICT zit zo dicht op ons leven en kan zo normatief zijn dat een genuanceerde blik onontbeerlijk is.”
Het persoonlijk perspectief
Een treffend voorbeeld is de OV-chipkaart, de opvolger van de strippenkaarten, metrotickets en treinkaartjes, waarmee gereisd kan worden in alle openbaar vervoermiddelen: van bus naar trein en van metro naar tram en weer terug.
- OV Chipkaart
“Een onding”, luidt het vernietigende oordeel van Stikker. “De OV-chipkaart zorgt ervoor dat we niemand meer kunnen uitnodigen om op onze kaart te reizen; het is dus een asociaal ontwerp. De kaart respecteert niet wie wij zijn en wat wij willen. Het begint er natuurlijk mee dat het vraagstuk verkeerd wordt gedefinieerd; het zou niet om efficiency in het openbaar vervoer moeten gaan, maar om mensen die zich zo eenvoudig mogelijk willen zich verplaatsen. Daarmee wordt het een ontwerpvraagstuk, een cultureel vraagstuk. Mensen willen zich verplaatsen en moeten daarvoor een transactie plegen. Vaak in groepen, families. Hoe kunnen we dat het beste doen? Door het persoonlijk perspectief te kiezen, en niet de abstractie van de samenleving.”
Dezelfde problemen spelen bij dossiers als het elektronisch patiëntendossier (de softwaretoepassing waarmee medische patiëntengegevens in digitale vorm bewaard en beschikbaar gemaakt worden) en bijvoorbeeld het Nationaal Cyber Security Centrum, waarmee de overheid de veiligheid en het vertrouwen in een open en vrije digitale samenleving poogt te versterken. Martens: “Zo’n Ivo Opstelten heeft geen idee waarover hij het heeft als hij praat over veiligheid van ICT, maar hij is wel degene die besluit het NCSB meer bevoegdheden te geven om Nederland veiliger te maken.”
Het laatste wat de medialabs en hackerspaces willen, is vanaf de zijlijn roeptoeteren wat er allemaal niet deugt aan ‘het systeem’; ze zoeken contact met de overheid, sturen brandbrieven en benaderen de pers om hun visie over het voetlicht te brengen. Soms met ludieke acties: zo publiceerde de Duitse Chaos Computer Club de vingerafdruk van minister Wolfgang Schäuble, bij wijze van protest tegen het toenemende gebruik van biometrische gegevens. De vingerafdrukken waren afkomstig van een glas, door de CCC buit gemaakt op een receptie, om aan te tonen dat vingerafdrukken als identificatiemiddel lang niet zo betrouwbaar zijn als de overheid wilde doen geloven.
De kunstenaar is leidend
Ook kunstenaars reflecteren op de relatie tussen kunst en technologie, aldus Wilma Jurg. “Het werk van kunstenaars is uitermate geschikt om vragen te stellen over de invloed van nieuwe media en technologie op de wereld en de mens.”
Als voorbeeld noemt Jurg de installatie ‘Encounters’ van pionier annex mediakunstenaar Bill Spinhoven van Oosten. Het werk borduurt voort op zijn interactieve installatie ‘I/Eye’ uit 1993 (lees ook de Best Practice). Het bestaat uit een scherm dat een oog toont; een webcam ziet of er mensen voorbij komen en het oog reageert daarop door de mensen na te kijken in de richting die ze lopen.
Het mag een kunstproject zijn, het staat niet ver af van de automatische paspoortcontrole die in maart werd ingevoerd op Schiphol: een reiziger loopt een poortje binnen en houdt zijn paspoort tegen een scanner. Die scant de chip in de pas, waarop ook een digitale foto staat. Het poortje maakt tevens een foto van de reiziger en de gezichtskenmerken van beide beelden worden vervolgens vergeleken.
Het kunstproject maakt ons ervan bewust dat we, zonder dat we het in de gaten hebben, ook elders in de gaten wordt gehouden door verborgen camera’s en andere surveillance-apparatuur. Big Brother is watching you!
- Studio Roosegaarde - Intimacy 2.0
Maatschappelijke bewustwording en engagement mogen in het oog springende kenmerken zijn van veel van het moois dat er in de labs wordt geproduceerd, er zijn ook gevallen waarin esthetiek en schoonheid de énige reden vormen om aan een zoektocht te beginnen.
Na de schilderskwast en de camera biedt de computer een goudmijn aan expressieve mogelijkheden. De voorbeelden zijn legio. Zo ontwikkelde V2_ samen met kunstenaar Daan Roosegaarde een jurk gemaakt van ‘smart’ folie, dat reageert op de hartslag van de drager (zie Best Practice Intimacy). Naarmate de hartslag sneller gaat, wordt het gewaad doorzichtiger. Techniek met een vleugje poëzie. Pure poëzie, maar wel hightech...
Of neem het mediakunstwerk ‘Retyping Dante’ (bekijk Best Practice), dat honderden mensen achter honderden computers Dante’s Goddelijke Komedie liet ‘overschrijven’ om een statement te maken over de manier waarop cultuur wordt gecreëerd op het internet.
Voldoende financiering?
Door niet eens zulke enorme investeringen in e-cultuur heeft Nederland de afgelopen decennia een prominente plek verworven in een wereldwijd ‘media-ecosysteem’. Instellingen als Mediamatic, STEIM, V2_, de Waag, Submarine en WORM trekken een continue stroom van Nederlandse én buitenlandse kunstenaars en wetenschappers aan om samen over onze digitale toekomst na te denken (bijvoorbeeld door middel van de Users as Designers methodologie van Waag Society).
Maar het budget voor e-cultuur staat onder druk: er was tot voor kort 5 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de grote medialabs, dat is vanaf 2013 nog maar 4,1 miljoen euro. De creatieve voorhoede van Nederland zit echter niet bij de pakken neer. Het is eigenlijk ook nooit anders geweest. Toen het V2_ Lab werd opgericht, was het ook al moeilijk het idee te verkopen aan beleidsmakers.
Zelfs het MIT MediaLab, dat het moet hebben van sponsoring door bedrijven en al sinds 2002 onder grotere financiële druk staat, is niet automatisch verzekerd van inkomsten. Toen de Japanner Joichi Ito vorig jaar aantrad als directeur werd het als zijn belangrijkste uitdaging gezien het MediaLab van voldoende financiering te verzekeren om het baanbrekende onderzoek mogelijk te blijven maken.
Medialabs gaan op zoek naar nieuwe businessmodellen, om minder afhankelijk te zijn van subsidie. Ze doen aan consultancy, verhuren werkplekken of omarmen horeca. Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan, zowel internationaal als nationaal (een aantal grote medialabs zijn een nieuw samenwerkingsverband aangegaan, een rol die voorheen - toen het nog geen sectorinstituut was - werd vervuld door Virtueel Platform).
Het is noodzakelijk dat medialabs op de lange termijn kunnen plannen en (inter)nationale netwerken kunnen onderhouden.
Desondanks betekent de teruglopende financiering vanuit de overheid wel degelijk een risico voor het voortbestaan van de medialabs. In een brief aan de staatssecretaris legde een aantal grote medialabs vorig jaar uit waarom: medialabs voeren niet alleen een reeks losse experimenten uit, deze zijn ingebed in langlopende programma’s en verbonden met de agenda’s van maatschappelijke instellingen en Europese onderzoeksprogramma’s. Het is dus noodzakelijk dat medialabs op de lange termijn kunnen plannen en (inter)nationale netwerken kunnen onderhouden.
In afwachting van een antwoord proberen de medialabs een (nóg) breder publiek te betrekken en te informeren, met events, tentoonstellingen en festivals, academy’s en fabschools, met wiki’s, publicaties en persberichten. En dat alles om door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek mogelijk te blijven maken; onderzoek zoals eigenlijk alleen kunstenaars, ontwerpers en andere creatieven doen.
Stikker: “Ergens begint iets te jeuken of te borrelen en van daaruit ontstaat de urgentie om het uit te zoeken. Door mensen die gaan knutselen. Dat is moeilijk te financieren. Juist omdat je nog geen idee hebt waartoe het zal leiden. Juist omdat de uitkomst niet van tevoren vastligt.”
Auteur: Jan Pieter Ekker
Dit artikel kwam mede tot stand op basis van een rondetafelgesprek met Anne Helmond (Digital Methods Initiative, Amsterdam), Wilja Jurg (TETEM Kunstruimte, Enschede), Koen Martens (Revelation Space, Den Haag), Marleen Stikker (Waag Society, Amsterdam) en Tijmen Schep (SETUP, Utrecht en programmamanager van Virtueel Platform).