Kennis /
Doe die Bril Af!
— Om de interculturele relatie tussen Nederland en India te verkennen, aan te gaan en te versterken stuurde het SICA van 9 tot 18 december 2007 een speciale delegatie naar India. Voor Virtueel Platform deed Emilie Randoe mee aan deze verkenning.
De westerse bril moet af! Om India onbevangen te ervaren is het volgens Randoe essentieel niet met een westerse blik naar het land en zijn culturele projecten te kijken, maar te proberen om afstand te doen culturele vooroordelen en vooronderstellingen. Alleen dan kan een land op zijn eigen waarden beoordeelt worden, en dit is ook precies wat Randoe tracht te doen op het gebeid van nieuwe media tijdens haar reis door India.
Voorafgaand aan de reis constateert Randoe dat er eigenlijk twee aannames over India dominant zijn. Allereerst dat India uitsluitend een productieland is dat zich bezighoud met uitvoerend werken. En ten tweede dat er hierdoor geen creativiteit zou zijn. Vanuit haar, naar eigen zeggen, positieve instelling gaat Randoe in India opzoek naar de energie en ruimte waar die creativiteit zich wel bevindt, en van waaruit Nederland interculturele relaties met India op het gebeid van nieuwe media aan kan gaan. Hoewel India zich inderdaad op grote schaal bezighoudt met productie en uitvoering, is Randoe van mening dat dit niet zo zal blijven. Naast een bottom-up, grassroot creativiteit vanuit de bevolking, vestigen ook steeds meer grote bedrijven hun ontwikkelingscentra in India. Randoe heeft zich in haar benadering van de nieuwe media sector in India voornamelijk gericht op nieuwe media en kunst en de (cultureel) tactische inzet hiervan. In haar reisverslag licht ze twee bijzondere projecten eruit.
Allereerst vertelt ze over haar bezoek aan CAMP, opgericht door Shaina Anand, kunstenaar Ahsok Sukumaran en Sanjay Bhangar. CAMP richt zich op het maken van documentaires en media activisme en maken daarbij veel gebruik van nieuwe media. Zo organiseren ze festivals en bouwen ze installaties die op een kritische manier omgaan met thema's als armoede, ziekte en culturele diversiteit. Daarnaast investeert CAMP ook tijd in het opbouwen van een mediaserver waarop kunstenaars en mediamakers hun werken kwijt kunnen. Hoewel het verkrijgen van geld een groot obstakel vormt voor CAMP, is de investering van tijd een van de belangrijkste factoren die bijdraagt aan de groei van de organisatie. De kwaliteit van het werk leidt hier echter niet onder. Het verschil met mediakunst en activisme in andere (westerse) landen zijn de thema's die aangesproken worden.
Het tweede project dat Randoe er uit licht speelt zich af rondom één rijke vrouw, Pretti Paul. Naast de beperkte, haast niet bestaande culturele infrastructuur die vanuit de overheid wordt georganiseerd zijn er in India heel veel particulieren initiatieven om de problemen rondom armoede en onderwijs op te lossen. Pretti Paul, een lid van de Apeejay familie en bestuurder van de Apeejay Sandarre Group, investeert in een nieuwe media galerie in New Delhi en is bezig met de oprichting van een business of art school. Op de vraag of het niet beter zou zijn haar miljoenen te investeren in de bestrijding van directe armoede, honger en educatie antwoordt ze dat het beter voor India is om te investeren in sectoren waarin het land gelijke kansen heeft ten op zichten van de rest van de wereld. Alleen op die manier kan India een sprong maken naar een informatiesamenleving en op gelijke voet komen te staan met de rijke landen. Beide projecten getuigen van een groot nationaal bewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel jegens de ontwikkelingen en beschikbaarheid van media in India.
De nieuwe media sector beperkt zich echter niet tot tactische, of particulieren initiatieven. Met een software industrie van 50 miljard is India een land dat cultureel, maar ook economisch serieus genomen moet worden. Randoe raadt SICA dan ook aan om de interculturele relaties tussen Nederland en India aan te gaan vanuit een gelijkwaardige basis. En daarbij het werk dat reeds in India beschikbaar is zichtbaar te maken in het Westen, bijvoorbeeld door middel van PICNIC-achtig netwerk. De zichtbaarheid van nieuwe media projecten in India kan bijdragen aan een verschuiving in aannames en vooroordelen binnen zowel economische, culturele als particulieren instanties in Nederland.
Maar hier houden de mogelijkheden niet op. Wij, met onze westerse brillen, kunnen zoveel leren van India, aldus Randoe. En dit houdt niet op bij het besef dat India geen ontwikkelingsland is en beschikt over een eigen creatieve sector. Het nationaal bewustzijn in India is enorm. Particulieren proberen met weinig (CAMP) of veel (Pretti Paul) geld op creatieve, activistisch manier bij te dragen aan de ontwikkeling van het land. Hoewel Randoe natuurlijk een beperkt deel van de Indiase nieuwe media sector gezien heeft, heeft ze het gevoel dat dit bewustzijn bijzonder groot is in het land. De inwoners van India zijn bewust van de problemen, en hebben het Westen en onze neokoloniale intenties helemaal niet nodig om deze op te lossen. De relatie die Randoe voorstelt is in eerste instantie gebaseerd op gelijkwaardigheid, maar moet in beschouwing nemen dat de EU, en Nederland zichzelf op de agenda moeten zetten in India. De Indiase markt en cultuur richten zich voornamelijk op eigen land en zuid-oost Azië, niet op Europa. In de interculturele relaties is het zaak dat Nederland laat zien waarom de samenwerking nuttig zou kunnen zijn.
De vraag die hierbij echter nog wel rijst is in hoeverre de reis door India georganiseerd vanuit SICA in hun missie een compleet beeld hebben laten zien van India. In de bijeenkomst kwam al naar voren dat de reisgenoten voornamelijk met de bovenlaag van de samenleving hebben gesproken. Duidelijk is ook dat de overheid weinig tot niets doet op het gebied van culturele ontwikkeling. De vraag die hier eigenlijk gesteld moet worden is op welke manier SICA kan bijdragen aan de ontwikkeling van een blijvende culturele infrastructuur tussen India en Nederland. Niet alleen incidentele samenwerkingen, maar juist blijvende gelijkwaardige relaties kunnen zowel voor India als Nederland een verrijking van kennis bewerkstelligen.