Kennis /

The Art of Open Content

— Een flexibeler auteursrecht wint aan zeggingskracht dankzij actuele en interdisciplinaire projecten: makers kunnen op dat moment geconfronteerd worden met CC-licenties door desbetreffende culturele instellingen. Over de brede lijn lijkt voorzichtigheid echter geboden; alsof men zijn vingers brandt aan iets wat eigenlijk ongeschonden moet blijven.

Nadia Palliser bezocht de expertmeeting die op 12 november tijdens DEAF04 in Rotterdam plaats had en doet hier verslag.

Tijdens de expertmeeting 'The Art of Open Content' werden drie casestudies gepresenteerd van culturele organisaties die een groot deel van hun informatie openbaar zou kunnen maken in het creatief publiek domein, hetzij onder de creative commons licenties, hetzij onder andere alternatieve modellen.

In juni 2004 werd de Nederlandse versie van de Creative Commons licenties gelanceerd. Dit zijn open gebruiksvergunningen die tegelijk de auteursrechten van de maker beschermen en een flexibeler (her) gebruik van de inhoud mogelijk maken. Creative Commons, een initiatief van de Amerikaan Lawrence Lessig in 2001, pleit voor een soepeler systeem van auteursrecht; het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam (IVIR) heeft in samenwerking met Waag Society en Stichting Nederland Kennisland Nederlandse versies van de licenties ontwikkeld. De Creative Commonslicenties bieden een enorm artistiek potentieel voor makers en bemiddelaars van beeld en informatie. Toch is de bekendheid rondom de Creative Commons vooralsnog gering in Nederland en België. Zoals Anne Nigten in haar inleiding opmerkte: innovatie wordt nog altijd gekenmerkt door strenge licenties en patenten.

Bij culturele instellingen als het Rijksmuseum worden de rechten strikt behouden en gecontroleerd: hier heeft men al zijn handen vol aan, laat staan een flexibele vorm hiervan. Wanneer er wel de mogelijkheid tot een flexibel auteursrecht zou zijn, blijkt er voor culturele bemiddelaars als V2_ en Montevideo veel frictie te bestaan tussen de belangen van gebruikers enerzijds en beeldmakers/rechthebbenden anderzijds. En terwijl veel erfgoedinstellingen worstelen met zowel productie als distributie, wordt hier nog weinig aandacht aan besteed door de overheid. Ook bij toekomstige makers op kunstacademies heerst de romantiek van de originaliteit, en dat terwijl het citeren en refereren in de tegenwoordige beeldcultuur haast onvermijdelijk blijkt. Ergens raakt een flexibel auteursrecht de gevoelige snaar in de culturele sector: terwijl er een heel arsenaal aan technische media en groeiende archieven klaarstaan voor artistieke (her)gebruik, staat het discours erover in de kinderschoenen. Hoe komt dit?

V2 archief
Het archief van V2_ ontsluit de documentatie van alle activiteiten en projecten van V2_ en het V2_Lab. Terwijl er interesse is om alle data met Creative Commonslicenties te ontsluiten, blijkt dit in praktijk gecompliceerder dan gedacht. Een evenement of project bestaat immers uit verschillende onderdelen, allen met hun eigen makers. Een project als Whisper van Thecla Schiphorst en Susan Kozel over draagbare technologie laat dit duidelijk zien: mede dankzij het omvangrijke interdisciplinaire team dat eraan werkt, zijn er als gevolg allerlei afsplitsingen in de productie en documentatie. In het archief is bijvoorbeeld videomateriaal over dit project van V2_, de tekst is van betreffende kunstenaars, de foto's van de fotograaf Jan Sprij, de algoritmes van een extern programmeur.

Hoewel het traditionele auteursrecht hierin doorklinkt, waarbij bezit de norm bepaalt, zouden de Creative Commons dit flexibeler kunnen maken. Toch moeten alle makers alsnog hiervoor aangesproken worden. In feite zijn de Creative Commons vooral op makers georiënteerd en niet zozeer op instellingen die materiaal van makers bemiddelen. Moet er dus geval per geval gekeken worden naar welke licenties gebruikt kunnen worden? En hoe zit het vervolgens met de controleerbaarheid: kan inbreuk op de licenties achterhaald worden en in hoeverre is een culturele instelling als V2_ aansprakelijk voor het misbruik van andermans materiaal? Vooralsnog ligt de verantwoordelijkheid bij de maker zelf.

De bekendheid rondom Creative Commons beweegt zich aldus op twee snelheden: ten eerste instellingen als V2_, die met het fenomeen bekend zijn en die graag van Creative Commons gebruik willen maken, en ten tweede bij de kunstenaars zelf en in de erfgoedsector, waar Creative Commons en de voordelen van alternatieve vormen van auteursrecht nog vrij onbekend zijn. In het tweede geval zou meer voorlichting kunnen zorgen voor wat vaart in de bekendheid en bredere toepassing van een flexibeler auteursrecht.

Nederlands Instituut voor Mediakunst
Bij het Nederlands Instituut voor Mediakunst (NIM) / Montevideo wordt er wat strakker tegen aangekeken. Gaby Wijers is verantwoordelijk voor onderzoek, artists in residence, workshops, systemen, conservering, distributie en open source development. Bij het NIM worden gemiddeld 1200 werken per jaar gepubliceerd - 500 titels van 80 kunstenaars in 22 landen. In contracten worden de vertoningswijze, royalties en hoeveelheden aan fysieke reproducties vastgelegd. In de eerste zeven jaar wordt het werk van een maker alleen gedistribueerd, daarna wordt er gekeken of het in de collectie kan. Wel is er veel veranderd op het gebied van de videokunst de afgelopen jaren: er is meer aandacht voor videokunst en er wordt meer over geschreven, waardoor de vertoning in musea belangrijker wordt.

Zowel de technologie als de presentatie van videokunst zijn aan het veranderen waarbij strengere eisen, intensieve bewerking en specifiekere wensen worden uitgevoerd. Niet alleen dat, dankzij digitale video is het medium bij uitstek geschikt voor het fenomeen van ‘sampling' - hoewel het VJ-en nog weinig status heeft in de videokunst, is hier veel creativiteit te vinden waar de Creative Commons op doelt. Aangezien de collectie nu gedigitaliseerd is (in MPEG2-formaat en fragmenten voor het web in RealVideo) wil het NIM de distributie via het internet verder ontwikkelen.

Het blijkt echter dat (video)kunstenaars veel bezwaar hiertegen hebben. De vraag rijst rondom inkomstenderving - zou een kunstenaar veel minder verdienen als zijn werk op het net vertoond zou worden? Waarschijnlijk niet persé, hoe kan deze drempel verlaagd worden? Hoewel er ook voor flexibel auteursrecht goede afspraken gemaakt moeten worden, kan openheid over eigen werk juist meer bekendheid en feedback geven, met name voor beginnende kunstenaars. Vooral de ‘Succes Stories' moeten uitgelicht worden om meer aandacht te krijgen voor de CC Licenties. Daarnaast rijst voor de erfgoedsector de vraag wat voor businessplannen hiervoor nodig zijn.

Waag Society
Paul Keller - die meegewerkt heeft aan de introductie van de Nederlandse CC licenties - en Dick van Dijk werken bij Waag Society. De Waag gaat als producent te werk en is geïnteresseerd om in zijn projecten gebruik te maken van Open Content. In de projecten 'De Verhalentafel' en het 'Register van de Dag van Gister' is een verzameling gestart van respectievelijk herinneringen van 80-plussers en actieve senioren. Als een soort collectief geheugen worden herinneringen van vroeger opgehaald en opgeslagen door de ouderen zelf, met behulp van een multimediaal meubel. Bij de Verhalentafel was het verkrijgen van auteursrechtelijk beschermd basismateriaal waarmee de senioren van start konden - bijvoorbeeld televisie-uitzendingen en muziek - problematisch. Bij "Register van de Dag van Gister' krijgen alle verhalen van de ouderen een CC licentie - de versie "niet commercieel, met naamsvermelding en gelijk delen" (zie voor meer informatie: nl.creativecommons.org/meer/about.php).

De keuze voor deze licenties wordt niet aan de senioren zelf overgelaten: het zou de complexiteit van het invoeren van informatie onnodig verhogen, en onbegrip en angst vergroten rondom het materiaal, aldus Keller en van Dijk. Licenties zouden hier dus juist een drempel vormen voor het publiceren van materiaal. Begeleiding door projectmedewerkers, die voor een eenvoudige toelichting kunnen zorgen, is belangrijk.

Flexibeler auteursrecht
Een flexibeler auteursrecht wint aan zeggingskracht dankzij actuele en interdisciplinaire projecten: makers kunnen op dat moment geconfronteerd worden met CC-licenties door desbetreffende culturele instellingen. Over de brede lijn lijkt voorzichtigheid echter geboden; alsof men zijn vingers brandt aan iets wat eigenlijk ongeschonden moet blijven. Het auteursrecht is echter sowieso iets kunstmatigs (de duur ervan is bijvoorbeeld onlangs nog opgerekt van vijftig naar zeventig jaar in Nederland). Misschien lijkt het alsof de kwetsbare status van de maker in gevaar wordt gebracht door te sleutelen aan het auteursrecht? Niets is echter minder waar, mits de maker bewust is van de media die hij gebruikt. Hoewel de CC-licenties als het ware op de schouders van reuzen staan, is het traditionele auteursrecht steeds alleen in termen van geld uitgelegd. Omdat het auteursrecht vooral als financieel eindproduct is gedefinieerd, is de informatieve waarde van dat wat gemaakt wordt vooralsnog juridisch onderbelicht. Juist door het auteursrecht te specificeren in verhouding tot het gebruikte medium, de wijze van vertoning en de mate en manier waarop gebruik gemaakt kan worden van het desbetreffend materiaal, kan de informatie haar volle waarde veroveren.

Behoefte aan good pratice
Voor (toekomstige) makers zou de discussie in principe omgedraaid moeten worden: als de gebruikelijke beschermingsmaatregelen geen vanzelfsprekend feit meer zijn, worden makers bewust gemaakt van de specifieke keuzes die zij maken in de omgang van hun werk. Als de maker volledige bescherming van het werk wil (wat zondermeer een recht is) zou hij dit zelf moeten aangeven. Zo ver is het auteursrecht echter nog lang niet. Moet de kunstenaar bang zijn om zijn/haar exclusiviteit te verliezen? Maakt veelvuldige verspreiding moe? Hoewel dosering enige aandacht verdient, blijft exclusiviteit een analoge gedachte: naamsvermelding bevordert juist de tracering, het leidt de enthousiaste luisteraar of kijker naar waar zij moet zijn. Zoals gezegd, moeten goede voorbeelden laten zien dat het hebben van een CC-licentie nieuwe voordelen met zich meebrengt. Toch zijn deze voorbeelden nog niet direct voorhanden, in ieder geval niet tijdens de expertmeeting.

'Vooral gewoon doen!'
Desondanks werd het credo voor de culturele instellingen: ‘vooral gewoon doen!'. Gezien het feit dat er in Nederland alleen schadevergoedingen gegeven worden voor overtredingen in het auteursrecht (en geen boetes zoals in de VS), moet het risico misschien maar gelopen worden. Als eventueel vangnet, zou er, in het geval dat er werk gebruikt wordt van kunstenaars die al overleden zijn bijvoorbeeld, en waarvan de erfgenamen opeens opduiken, een soort vergiffenisfonds opgezet kunnen worden (uiteindelijk eisen maar drie procent van erfgenamen het werk op!). Terwijl het initiatief vanuit culturele instellingen zal moeten komen, blijft de maker vooralsnog de keuze maken: door projecten te specificeren in dialoog met makers (zowel wat betreft productie als distributie) kunnen CC-licenties voet aan de grond krijgen op het anders toch wat gladde ijs van het auteursrecht.

Artikel wordt uitgegeven onder Creative Commons licentie - creativecommons.org/licenses/by-nc/1.0/nl/

Share

Tags

Facebook comments